Onderzoek opzet Erkenningsregeling installateurs

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is voornemens een erkenningsregeling te introduceren voor de ingebruikstelling voor gasverbrandingstoestellen. Op basis van die regeling moet ieder toestel – voordat het in gebruik mag worden genomen – zijn gecontroleerd door een terzake kundig persoon in dienst van een gecertificeerd bedrijf. Het stelsel wordt ingevoerd naar aanleiding van het advies van de Onderzoeksraad voor Veiligheid naar aanleiding van ongevallen met koolmonoxide. In Bouwkwaliteit in de Praktijk is een artikel opgenomen dat het stelsel op hoofdlijnen beschrijft.

Geregeld BV heeft samen met Ligthart Advies een vooronderzoek uitgevoerd naar de opzet van een dergelijk stelsel. Op 18 december is het rapport aan de Tweede Kamer aangeboden. BZK streeft er naar het stelsel in 2019 in te voeren. De aanbiedingsbrief en het rapport van Geregeld zijn hier te lezen.

Funderingsproblematiek en handhaving

In opdracht van de gemeenten Zaanstad heeft Geregeld BV in samenwerking met Nieman RI een adviesrapport opgesteld ter ondersteuning van een zaak voor de Raad van State (ABRS 18 maart 2015, 201406158/1/A4). De rechtszaak betrof een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland inzake handhaving bij funderingsproblematiek. De rechtbank had in haar uitspraak aangegeven dat het niet voldoen aan de voorschriften van en fundering slechts met de door het Bouwbesluit aangewezen NEN-norm mogelijk is. In het adviesrapport is aangetoond dat a) ook alternatieve bepalingsmethoden kunnen worden toegepast mits eenzelfde prestatie hiermee wordt aangetoond en b) dit principe in de rechtsspraak gebruikelijk is. De Afdeling stelde stelde Zaanstad in het gelijk, mede omdat was aangetoond dat met de bepalingsmethode die Zaanstad hanteert – langeduur zettingsmetingen – kan worden aangetoond dat de fundering niet bestand is tegen de daarop werkende kracht.

zetting

Zettingslijn van de betreffende woning

Het adviesrapport is hier te lezen. Over de casus is tevens een tweetal artikelen geschreven: Hoe moeten we handhaven dan onderbouwen? – over de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland – en Zo moeten handhaving dus onderbouwen! – over de uitspraak in hoger beroep.

voorbeelden

Voorbeelden van funderingsproblematiek in Zaanstad

Bouwbesluit 2012: nieuwe procedures en vereisten

Het Bouwbesluit 2012 kent naast aanpassingen in voorschriften ook een nieuwe procedure voor sloop en nieuwe indieningsvereisten voor werken op hoogte en de milieubelasting van gebouwen. Geregeld verzorgt trainingen voor gemeenten en bedrijven waarin deze wijzigingen nader worden toegelicht. Mail naar Geregeld voor meer informatie.

Veilig slopen en verwijderen van asbest

De vergunning voor veilig slopen en het verwijderen van asbest (Wabo, artikel 2.2, eerste lid, onder a) komt per 1 april 2012 te vervallen. In plaats daarvan komt een melding op grond van artikel 1.26 van het Bouwbesluit 2012. De eisen aan de indiening van de melding zijn materieel het zelfde als de eisen aan het aanvragen van een vergunning. De indieningsvereisten zijn terug te vinden in het vierde lid van artikel 1.26. Een sloopmelding moet 4 weken voor aanvang van de sloop worden gedaan. In geval sprake is van verwijderen van asbest bij mutatie kan in sommige gevallen worden volstaan met een termijn van 5 werkdagen. Dit om onnodige leegstand van huurwoningen te voorkomen. Twee belangrijke aandachtspunten:

· Een onjuiste melding of niet volledige melding is GEEN melding. Of wel: de termijn van 4 weken (of 5 werkdagen) gaat pas lopen als de melding volledig is

· De sloopvergunningen voor monumenten, in beschermde stads- of dorpsgezichten of op basis van het bestemmingsplan blijven gewoon bestaan. Alleen de oude vergunning op basis van de bouwverordening wordt per 1 april 2012 een melding.

Veilig onderhouden van gebouwen – werken op hoogte

Per 1 juli 2012 zal (volgens de huidig planning) de verplichting worden ingevoerd tot het aangeven van voorzieningen voor het veilig kunnen onderhouden van een gebouw. In afdeling 6.12 van het Bouwbesluit wordt hiertoe de is opgenomen dat “een te bouwen gebouw zodanig is dat onderhoud aan het gebouw veilig kan worden uitgevoerd”. De bewijslast hiervoor moet bij een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen worden aangeleverd. De brancheorganisaties voor onderhoud en schoonmaak hebben hiertoe samen met het ministerie van SZW, de BNA en de Vereniging BWT een checklist ontwikkeld. Op deze checklist moet voor de in het gebouw aanwezige bouwkundige onderdelen – atria, gevels, daken, etc. – worden aangegeven welke voorzieningen getroffen zijn voor veilig onderhoud. Dit kan variëren van permanente werkbordessen tot een opstelplaats voor een hoogwerker. De checklist zal naar verwachting vanaf april 2012 beschikbaar zijn via de site van BZK.

Milieubelasting van gebouwen

Het Bouwbesluit 2003 kende al een hoofdstuk met voorschriften over milieu (hoofdstuk 5) dat echter nooit is ingevuld. Met de komst van het Bouwbesluit 2012 wordt hier verandering in aangebracht. Afdeling 5.2 van het nieuwe Bouwbesluit bevat de plicht om voor woningen en kantoren groter dan 100 m2 bij een aanvraag om omgevingsvergunning de milieubelasting aan te geven. Deze plicht zal naar verwachting per 1 juli 2012 gaan gelden. De milieubelasting wordt bepaald op basis van de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken en kent vooralsnog geen drempelwaarde. De uitkomst is dus niet van belang voor het verkrijgen van een vergunning. Voorlopig geldt slechts de eis dat de berekening moet worden ingediend.

Adviescommissie Praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften bestaat 2 jaar

Op 1 mei 2009 werd de Adviescommissie praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften ingesteld door de toenmalige Minister voor WWI. Geregeld voert vanaf het begin het secretariaat van de Adviescommissie. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft het voornemen uitgesproken om het werkveld van de Adviescommissie met de komt van het Bouwbesluit 2012 uit te breiden naar het gehele Bouwbesluit.

Twee jaar later en zo’n 30 adviezen verder blijkt de noodzaak van een dergelijke commissie groot. Er is nog veel discussie in brandveiligheidsland over de uitleg van de regels. Een kleine greep uit de adviezen van de commissie:

1. Met stip op nummer 1 de vragen over brandmeldinstallaties. In veel gevallen ging het om de vraag om een brandmeldinstallatie nu echt noodzakelijk is of met beperktere maatregelen kan worden volstaan. In de meeste gevallen oordeelde de commissie dat dat inderdaad het geval is

2. Vragen over de gebruiksfunctie. Het uitgangspunt ‘de aanvrager bepaald’ leidt tot veel discussie. Met name bij wonen en zorg en bij kamergewijze verhuur zijn bevoegd gezag en aanvrager het nogal eens niet met elkaar eens.

3. Gelijkwaardige oplossingen. Opvallend is dat veel aanvragers onvoldoende onderbouwen waarom een bepaalde oplossing gelijkwaardig is. Aan de andere kant is het bevoegde gezag soms huiverig om een gelijkwaardige oplossing te accepteren. In veel cases die aan de Adviescommissie worden voorgelegd blijkt sprake van ‘haken in het zand’ en ‘verstoppen achter de regels’

Meer adviezen zijn te lezen op de website ‘veelgestelde vragen‘ van de Helpdesk bouwregelgeving en brandveilig gebruik. Wilt u een adviesvraag aan de Adviescommissie voorleggen? Vul dan het aanvraagformulier in.

Risicobenadering als basis voor de bouwregelgeving?

In de Visie op brandveiligheid van de rijksoverheid wordt de risicobenadering genoemd als mogelijke basis voor nieuwe regelgeving. Een risicobenadering maakt het mogelijk om veiligheidsmaatregelen aan te sluiten bij het specifieke gebouw en het specifieke gebruik. Een dergelijke aanpak heeft voor en nadelen:
– Snappen we straks allemaal nog wel hoe een gebouw in elkaar zit? Kunnen we de veiligheid van een gebouw nog wel beoordelen?
– Wordt het duurder, goedkoper, veiliger of juist onveiliger?
– Een risicobenadering leidt tot maatregelen die op de echter risico’s gericht zijn. De risico’s op brand worden nu bijvoorbeeld nog niet meegenomen in de voorschriften

Van ‘rule based’ naar ‘risk based’ dus

De komende maanden moet uit onderzoek van VROM en van andere partijen blijken of een risicobenadering leidt tot duidelijke meerwaarde. Een paar uitgangspunten zijn al vastgelegd:

1. Er mag geen sprake zijn van een stapeling van regels. De risicobenadering is dus niet ‘extra’ maar ‘in plaats van’ de huidige regelgeving
2. De rol van gebruikers en bewoners is van groot belang: vluchtgedrag is een essentieel onderdeel
3. Het moet begrijpbaar blijven. Het moet niet zo zijn dat voor ieder gebouw een uitgebreide risicoberekening nodig is. Alleen voor complexe gebouwen (de top van de piramide, zie de afbeelding hieronder) is een risicobenadering ‘standaard’. Voor het gros van de gebouwen moet het zelfs eenvoudiger worden.

Meer over de Visie op brandveiligheid en de risicobenadering is na te lezen in deze presentatie, gegeven door Geregeld op 18 juni 2009 tijdens het seminar “Wegwijzer voor een brandveilig gebouw”.

Visie op brandveiligheid

Op 24 april heeft de regering de eindrapportage van het Actieprogramma Brandveiligheid goedgekeurd. Een belangrijk onderdeel van dat actieprogramma is de Visie op Brandveiligheid. In dit document wordt de richting geschetst waarin het Rijksbeleid en de regelgeving zich de komende jaren zullen ontwikkelen. Kernwoorden zijn eigen verantwoordelijkheid, zorg voor kwetsbare groepen, doekwantificering en een risicobenadering van ontwerp en beheer. Klik op de afbeelding voor het persbericht van het Ministerie van VROM.

Geregeld was de penvoerder bij de totstandkoming van de Visie. De komende tijd zal Hajé van Egmond zich bezig gaan houden met de verdere uitwerking van de risicobenadering voor de bouwregelgeving.

Studentenhuisvesting is niet altijd kamergewijze verhuur!

Niet ieder studentenhuis is LET OP: dit artikel is niet meer actueel en beschrijft de situatie van voor 1 april 2012. Weten hoe het nu zit? Kijk hier: Kamergewijze verhuur opnieuw gedefinieerd in het Bouwbesluit 2012

Het Gebruiksbesluit geeft voorschriften voor de brandveiligheid van kamergewijze verhuur. Recent zijn er van diverse kanten vragen gesteld over de reikwijdte van de definitie van kamergewijze verhuur. Volgens het Gebruiksbesluit gaat het om:

woonfunctie voor kamergewijze verhuur: woonfunctie voor het bedrijfsmatig verschaffen van woonverblijf aan meer dan een huishouden en aan meer dan vier personen.

De toelichting geeft een nadere uitleg van het begrip en stelt daarbij dat kamers bij een hospita, woongroepen en studentenhuizen niet onder ‘kamergewijze verhuur’ vallen. Er is dus pas sprake van kamergewijze verhuur als er geen sprake is van een gezamenlijke huishouding. Studenten die met 8 man in een huis wonen en daar samen koken, eten, een huisrekening hebben, etc. moeten volgens het Gebruiksbesluit gezien worden als een normale woonfunctie! Het is dus niet zo dat, zoals recent in een artikel in Bouwregels in de Praktijk werd vermeld, dat het feit dat er 5 kamers in een woning worden verhuurd automatisch leidt tot de categorisering ‘kamergewijze verhuur’.

Het gaat natuurlijk om de veiligheid en niet om de definitie. Voor studentenhuisvesting is het echter verstandig om eerst te kijken of het wel of niet onder de voorschriften van het Gebruiksbesluit valt alvorens er klakkeloos een brandmeldinstallatie in te bouwen of anderszins aan te passen. Kijk in die gevallen wel wat noodzakelijk is om veilig te kunnen vluchten.

LET OP: per 1 april 2012 geldt het Bouwbesluit 2012. Mede op basis van bovenstaande problemen is de definitie van kamergewijze verhuur aangepast. Meer informatie is hier te vinden.

DBC-Risico; handhaving op basis van prioriteiten

Wat wel handhaven en wat niet handhaven?

Die keuze laat het rijk steeds meer over aan gemeenten, waarbij de eis gesteld wordt dat de uitvoering planmatig en transparant moet zijn. Hoe nu een goede afweging maken tussen de grote hoeveelheid taken en schaarse middelen? DBC-Risico biedt gebruikers de mogelijkheid om op basis van een risico-inschatting prioriteiten te stellen binnen die handhavingstaken.

DBC-Risico is ontwikkeld in samenwerking met de gemeente Moerdijke en het Ministerie van Justitie en wordt door een groot aantal gemeenten, provincies en milieudiensten toegepast. Het programma is vrij beschikbaar en kan door Geregeld worden aangepast aan de specifieke eisen en wensen van een organisatie. Daarnaast begeleidt Geregeldorganisaties die met het programma aan de slag te willen om te komen tot een goed handhavingsbeleidsplan.
Meer informatie over DBC-Risico is te lezen in Afwegingsmodel voor handhavingsbeleid of mail naar dbc@geregeld.eu